Laatste Reis

‘Je vindt het moeilijk hè, het leven loslaten?’ Mama knikt, praten lukt bijna niet meer. Wij, oudste en jongste, zitten naast haar bed. Niet in haar vertrouwde omgeving, maar in het hospice waar we net zijn aangekomen. In de ambulance wezen we naar de vogels en de lucht die ze door het dakraam kon zien. ‘Ik viel,’ zei mama plots. ‘Naar voren… Naar achteren… En op de grond.’ Fleur en ik keken elkaar vluchtig aan. ‘Het is goed. Ik heb dat nodig om te snappen: het kan niet meer thuis.’ Mama sloot haar ogen. De rest van de rit was ze stil. Een groep hospicevrijwilligers heeft ons drieën liefdevol ontvangen. Mama heeft een eigen kamertje en wij de logeerkamer op zolder. Fijn dat er mensen zijn die precies weten hoe ze het mama zo comfortabel mogelijk kunnen maken. ‘Heb je gezien wat voor cool bed je hebt?’ Fleur speelt wat met de knoppen op de afstandsbediening. Mama glimlacht. Ik pak mijn agenda en open haar kleurdoos. Tijd voor rust. Even later klopt een vrijwilliger op de deur. ‘Nellie, alles oké?’ Mama steekt haar duim op en lacht als een pakezel zonder bagage: ‘Reu-ze bedankt!’ ‘Blijven we waken of gaan we slapen?’ twijfelen we de volgende avond. We kiezen voor slapen. De ochtend daarna zien we haar weer: ‘Dag lieve mama.’ Nog één keer ademt ze in en uit.

 

Beperkingen

Wat kan je moeder nog wel?’ vraagt de vriend van de jongste.
Ze denkt even na en zegt: ‘in bed liggen, dat vooral.’
‘Ik heb een mooi filmpje. Dát kan ze dan nog zien!’ zegt hij, hoorbaar opgelucht dat hij iets voor me kan doen, terwijl ik het op dat moment niet kan ontvangen. Dat komt door alles wat niet meer lukt.
Voedsel tot me nemen, is het meest wrang. Sinds een dag of vier levert het ontbijt al zóveel overgeefsessies op, dat het me alle verdere eetlust ontneemt, zeker in combinatie met de toenemende misselijkheid. Als ik mijn huisarts spreek, zijn we het snel met elkaar eens. Geen gevechten meer met eten,  loslaten! Voedsel voegt niet veel toe aan een lichaam dat het niet meer kan redden. En zelfs dan, blijk ik nog acht keer voluit over te geven op een dag waarop ik nauwelijks eet. Dit eist zijn tol op alle terreinen van mijn leven. Er blijkt een morfinepompje nodig, steeds wisselende antimisselijkheidmedicijnen, tweemaal per dag thuiszorg en zelfs nachtzorg. Tegen die tijd heb ik al een week niet meer gegeten. Drinken doe ik wel, maar elke slok doet pijn. Tegelijkertijd loopt in een razend tempo mijn vermogen achteruit om me open te stellen voor anderen, terwijl veel lieve vrienden en familie iets willen doen. Mijn advies: brand een kaarsje en realiseer je dat het grote loslaten is begonnen.